Page 49 - De Jaren 70 - ABC van het materiaal
P. 49
An en Martien de Voigt bij Vergroting ↔ Verkleining (1976)
fotocollage expositie Stedelijk Museum Amsterdam, 1981
Oorzaak en gevolg
Hoe oorzaak en gevolg bepaald worden door een reeks van beslissingen.
Vergroting ontstaat door verkleining en verkleining ontstaat door vergroting.
Het uitgangspunt is een rechthoekige lap canvas van 1.50 m hoog en 7.50 m breed.
Het leggen van een vouw in de rechthoek doet twee diagonalen ontstaan, die samenvallen in de
linkerbovenhoek en uiteenlopen in de rechterbenedenhoek.
De onderliggende diagonaal, die door de vouw veroorzaakt is, loopt van hoek tot hoek.
De bovenliggende diagonaal loopt van de linkerbovenhoek naar 7.5 cm boven de
rechterbenedenhoek.
De inslag van de vouw in de benedenhoek beslaat 10% van de hoogte van de rechthoek, die
daardoor verandert in een trapezium met een smalle zijde van 1.35 m en een brede zijde van 1.50 m.
Het trapezium met de door de vouw ontstane diagonalen wordt in vijven verdeeld.
Er ontstaan vijf trapezia, die nu van rechts naar links in vijf vierkanten worden veranderd, terwijl de
diagonalen blijven staan.
Het eerste vierkant, het kleinste, heeft diagonalen met de grootste inslag van de vouw en daardoor
de grootste tussenruimte met het volgende vierkant.
De geleidelijke afname van de inslag van de vouw bepaalt de mate van verkleining van de ruimte
tussen de volgende vierkanten en tevens de toename in afmeting van de vierkanten zelf.
De afmeting van de vierkanten bedraagt respectievelijk 1.35 m, 1.38 m, 1.41 m, 1.44 m en 1.47 m,
terwijl de tussenruimte respectievelijk 15 cm, 12 cm, 9 cm, 6 cm en 3 cm bedraagt.
Daardoor ontstaat een tegengestelde beweging van vergroting en verkleining.
Het voltekenen van de vijf vierkanten met zwart oliepastel maakt de onderliggende diagonaal als
zwarte doordruk zichtbaar en de bovenliggende diagonaal als witte lijn.
tekst Coosje van Bruggen - Maria van Elk: tekenen 1973 - 1980, pagina 43
45